Hoofdstuk 1. De jaren 400.000 tot 5.000 v.C

Migranten van de soort homo heidelbergensis kwamen ongeveer 400.000 jaar geleden voor het eerst West-Europa binnen en sommigen kozen er wijselijk voor om zich te vestigen in een land van overvloed dat nu bekend staat als de regio Tomar in Midden-Portugal. Daar vonden zij een verlaten terrein in de vorm van het grottencomplex Aroeira waar de beek Almonda doorheen stroomde om vers water en sanitaire voorzieningen te verschaffen terwijl de omgeving goed bebost was met een overvloed aan brandstof en voedsel. Toen dit labyrint van gangen en spelonken in 2002 werd opgegraven, werden veel bewijzen gevonden van de vroegere bezetting in de vorm van stenen werktuigen, afval en gebroken dierenbotten, maar pas in 2017 werd een complete schedel ontdekt die een nauwkeurige compositie mogelijk maakte van gezichtskenmerken zoals een laag voorhoofd, een vooruitstekende kaak en diepgeknepen ogen.

Hoe deze hominoïden gedurende zoveel jaren overleefden en evolueerden is onbekend, maar wat wel zeker is, is dat de Neanderthalers in een andere nabijgelegen grot aanwezig waren toen de eerste moderne mensen zo'n 40.000 jaar geleden uit Afrika migreerden en besloten dat deze grot, die bekend staat als de Lapa do Picareiro, een ideale nieuwe woonplaats zou zijn. Op basis van bewijsmateriaal dat tijdens archeologische opgravingen van 1994 tot 2018 aan het licht is gekomen, wordt vermoed dat de Neanderthalers en Homo Sapiens eerst met elkaar in conflict raakten en daarna 3000 jaar lang vrij harmonieus leefden, en zelfs samenleefden. Maar wat waarschijnlijker lijkt is dat de bezetting fluctueerde tussen de twee groepen totdat uiteindelijk homo sapiens overheerste en de Neanderthalers naar elders verhuisden om later uit te sterven ; voordat dit gebeurde vond er kruisbestuiving plaats zodat de genetische kenmerken werden overgedragen op de mensen van vandaag. Bewijzen hiervoor werden in 1998 gevonden door archeologen die in de kalksteenkloof van Lapido werkten, ongeveer 15 km van Leiria, waar een rotsschuilplaats, Lagar Velho genaamd, gebruikt bleek te zijn als grafkamer. Onder de overblijfselen werd het bijna intacte skelet gevonden van een vijf jaar oud Cro-Magnon-kind, waarvan de schedel kenmerken van beide rassen bleek te vertonen en gedateerd kon worden op ongeveer 24.000 jaar geleden.

Het schijnt een algemeen aanvaarde veronderstelling te zijn dat de homo sapiens zich na de eerste komst aanzienlijk in aantal heeft uitgebreid en verschillende stammennederzettingen heeft gevormd langs de Atlantische kust en langs de loop van de rivieren die in het noordoosten van Iberië ontspringen. Tegelijkertijd hebben zich waarschijnlijk op de minder dicht bevolkte plaatsen groepjes Neanderthalers gehandhaafd.

Het verbazingwekkende openluchtensemble van vijfduizend paleolithische rotstekeningen in de vallei van de rivier de Coa in het noordoosten van Portugal getuigt van het economische, sociale en spirituele leven van de stammen die dit gebied gedurende meer dan drie millennia bewoonden. Hun creatie begon waarschijnlijk rond 20.000 v. Chr. en de onderwerpen zijn overwegend dierlijk, met paarden, herten, bizons en enkele nu uitgestorven dieren zoals de wolharige neushoorn. Deze eerste manifestatie van menselijke symbolische creatie weerspiegelt een cultuur die zich verwijderde van een nomadisch jager/verzamelaar bestaan naar de vestiging van gemeenschappen met permanente verblijfplaatsen waar de eerste pogingen tot domesticatie van dieren en landbouw werden ondernomen.

Als het Coa-complex door de UNESCO tot werelderfgoed is uitgeroepen, dan moeten ook de verbazingwekkende voorbeelden van megalieten, in de vorm van dolmen en menhirs, die van noord tot zuid langs de Atlantische kust verspreid liggen, maar waarvan vooral in de Midden-Alentejo en de West-Algarve fraaie voorbeelden te vinden zijn, worden meegerekend. Volgens de huidige gegevens behoren de alleenstaande stenen (menhirs) tot de oudste in de paleolithische geschiedenis van West-Europa, terwijl de grafkamers en andere overdekte structuren (dolmen) van recentere datum lijken te zijn. Veel van deze monumentale bouwwerken bevinden zich op locaties die ver verwijderd zijn van het stadsleven, zodat de duidelijk intelligente techniek die de bouw ervan mogelijk heeft gemaakt, ten volle kan worden waargenomen; maar sommige zijn helaas vernietigd omdat ze als steengroeve zijn gebruikt en omdat graffiti zich erover heeft verspreid. Hoewel het gebruikelijke puin van beenderen, gebroken keramiek en vuurstenen werktuigen/pijlpunten in hun omgeving kan worden gevonden, is er zeer weinig antropomorf detail om de fysieke attributen en de sociale structuur van de verschillende stammen aan te geven .

Daarom zijn de recente ontdekkingen op de Alentenjo site van Perdigões zo interessant. Hier bracht een onderzoek vanuit de lucht vijftien cirkelvormige kuilen aan het licht, waarvan de opgravingen een massa gebroken keramiek, steenslag en, verrassend genoeg, ivoorsnijwerk opleverden, waaronder een twintigtal voorstellingen van mensen of hun goden. De details zijn verbluffend : slanke, zorgvuldig geprofileerde lichamen, hoge voorhoofden, rechte neuzen, tatoeages in het gezicht en grote ronde oogkassen waarin zich waarschijnlijk halfedelstenen bevonden.Vergelijkingen met sci-fi afbeeldingen van buitenaardse wezens kunnen niet worden vermeden! Maar nog opmerkelijker is dat het ivoor is toegeschreven aan de Afrikaanse olifant, wat erop wijst dat de beesten of alleen hun slagtanden werden ingevoerd via gevestigde handelsroutes, wat de vestiging van de handel bevestigt.

De huidige tentoonstelling "Ìdolos - Olhares Milenares" in het Museu Nacional de Arqueologia in Lissabon werpt nog meer licht op de aard van onze neolithische voorouders: fragmenten van stenen en ijzeren werktuigen die in Iberische tumuli zijn gevonden, zijn door vijftien Spaanse instellingen uitgeleend.

Een studie van de sociale ontwikkeling in Zuidwest Iberië gedurende de jaren 5K tot 0 v. Chr. volgt in hoofdstuk 2.