Deel 2 - Consolidatie

Na zijn triomf in 137 v.C. stond Consul Decius Junius Brutus voor de formidabele taak de gehele Atlantische kust van Hispania Ulterior te besturen, die zich over 400 km. uitstrekte van de Oceaan tot de grens van Hispania Citerior. Het gebied ten zuiden van de rivier de Taag was betrekkelijk vreedzaam en werd grotendeels bevolkt door de Conii en de Celtici stammen die de bezetting hadden aanvaard en militie- en schenkingsbijdragen leverden aan de Romeinse zaak. Maar ten noordoosten van de Taagvallei was de provincie het domein van het fel onafhankelijke Lusitanische volk dat zijn woeste en vaak ontoegankelijke land met hand en tand verdedigde.

Hoewel de troepen van Brutus door Romeinse officieren werden geleid, waren zij grotendeels gerekruteerd uit veroverde naties en bestonden zij uit huurlingen die er meer voor de plundering dan voor de glorie waren. Hun aantal was volstrekt ontoereikend om zo'n uitgestrekt gebied te controleren, waar wegen en bruggen ontbraken om manoeuvres te vergemakkelijken. Het beste wat Brutus kon doen was op strategische punten forten bouwen, die elk door voldoende cohorten konden worden bezet om de onmiddellijke omgeving te controleren. Een daarvan, Brutobriga, was groot genoeg om vanaf het jaar 133 zijn eigen munten te slaan; een ander lag bij Scalabis (Santarem). Als administratieve hoofdstad koos hij de kleine havenstad Olissipo (het huidige Lissabon), die werd uitgebreid met "beschaafde" Romeinse gemakken binnen zijn muren.

In de daaropvolgende jaren hadden Brutus en zijn opvolgers niet alleen te kampen met stammenopstanden en overlopers onder de hulptroepen, maar ook met een aarzelende politieke steun vanuit Rome, waar rivaliserende patricische facties in de Senaat burgerlijke onrust veroorzaakten die de staatsmiddelen uitputten. Het enige beleid dat deze ruziënde families verenigde was de wens om de buit van de verovering te ontvangen zonder de kosten te hoeven financieren van de expeditietroepen die nodig waren om deze te verkrijgen. Gedurende vijftig jaar werden niet minder dan twaalf praetors benoemd en ontslagen, maar hun pogingen om hun "kolonie" te besturen en te ontwikkelen werden gedwarsboomd door de uitputting van de militaire krachten en de omvorming van de Lusitaniërs van een horde ongeorganiseerde stammenkrijgers tot een leger waarvan de tactiek was gebaseerd op die van hun onderdrukkers. In feite werden de meeste schermutselingen (er is nooit een veldslag op grote schaal geweest) door de Lausitaniërs gewonnen door de pure kracht van hun aantallen, met inbegrip van hun vrouwen die bereidwillig een harnas aantrokken om verdedigende posities in te nemen en, met het zwaard in de hand, zich ook bij de infanterie aansloten om aan te vallen.

Rond 100 v. Chr. ontaardde de interne strijd in Rome in een burgeroorlog onder leiding van verschillende aristocratische families, waarvan de dictators Sulla en Marius de voornaamste tegenstanders waren. De machtsstrijd golfde tussen hen heen en weer, maar in het jaar 88 kreeg Sulla de overhand en werd Marius gedwongen zijn toevlucht in het buitenland te zoeken. Onder zijn luitenanten bevond zich Quintus Sertorius , een vooraanstaand Romeins soldaat en senator, die een verzet tegen Sulla organiseerde maar uiteindelijk gedwongen werd zich met verscheidene trouwe legioenen terug te trekken naar Hispania waar de Marius factie de overhand had. Hij benoemde zichzelf tot gouverneur van beide provincies en werd populair bij de stamhoofden door de belastingen te verlagen en hun politieke bekwaamheid te herstellen. Maar Sulla stuurde een leger uit Rome dat Sertorius versloeg en hem dwong naar Mauretanië te vluchten in het jaar 83. Drie jaar later echter stuurden de Lusitaniërs een delegatie naar Sertorius om hem te vragen zijn troepen mee te brengen en de positie van generaal in hun leger op zich te nemen, dat tegen die tijd in ernstig conflict was met het leger van Sulla. Door een reeks gedurfde guerrilla aanvallen, die aan Viriatus deden denken, en een felle veldslag bij de rivier Baetis, won Sertorius grondgebied, consolideerde hij zijn macht en in 77 VC slaagde hij erin heel Hispania Ulterior in handen te krijgen.

Sertorius was een opmerkelijk leider die door zijn karakter grote populariteit verwierf bij allen die zijn zaak dienden. Zijn superieure militaire training, scherpzinnig oordeel en menselijkheid in de behandeling van zijn tegenstanders brachten hem veel succes. In de strijd werd hij altijd vergezeld door een hinde die hij had getemd en waarvan hij beweerde dat het een geschenk was van de godin Diana die hem via het beest de weg wees om zijn vijanden te verslaan. Maar net als Viriatus bezweek hij uiteindelijk aan het verraad van vertrouwde bondgenoten die hem en zijn Lusitaanse lijfwacht vermoordden door hem neer te steken. Zijn verhaal laat zien hoe gecompliceerd de tijden waren waarin Romeinen vochten tegen Romeinen die werden bijgestaan door stammenkrijgers en huurlingen die van kant wisselden naar gelang de vooruitzichten op beloning.

Deel drie. Pompeius Magno, Julius Caesar en de machtige keizer Augustus