In een aan het agentschap Lusa toegezonden persbericht wijst de gemeente erop dat het bestaan van antieke Romeinse goudmijnen in de Middenstreek niet geheel onbekend was, maar benadrukt zij tevens dat de resultaten van dit onderzoeksproject, dat onder leiding stond van de Consejo Superior de Investigaciones Científica - CSIC, de ware dimensie van dit complex aantonen.

Onder leiding van Brais X. Currás en F. Javier Sánchez-Palencia, heeft het project reeds resultaten opgeleverd die zijn gepubliceerd in het tijdschrift Antiquity .

"De identificatie van een mijncomplex werd uitgevoerd door middel van teledetectie vanuit de lucht, waarbij gebruik werd gemaakt van de analyse van luchtfoto's uit de jaren vijftig, maar ook van modernere technieken, zoals landverkenning met LiDAR-technologie. Het resultaat is de documentatie van een uitgebreide reeks mijnen, die Lusitanië plaatst als een van de belangrijkste goudproducerende gebieden van het Romeinse Rijk. Het gaat hoofdzakelijk om dagbouwmijnen, die met behulp van water werden geëxploiteerd. In de meeste gevallen is van deze oude exploraties vandaag alleen nog steriel materiaal over, in de vorm van grote hopen steen, plaatselijk bekend als 'conheiras'", staat in de nota van de gemeente.

Daaraan wordt toegevoegd: "De mijnen bevinden zich hoofdzakelijk in de vallei van de Taag en haar zijrivieren: de Erges, de Ponsul, de Ocreza en de Zêzere", en in de Zêzere bevindt een groot deel van de mijnen zich onder de dammen en kunnen alleen worden herkend op luchtfoto's die in de jaren veertig door het leger zijn genomen.

"Ook in de vallei van de rivier de Alva is een groot mijnbouwgebied gedocumenteerd, dat tot nu toe vrijwel onbekend was en waar zich een van de grootste concentraties van Romeinse goudhoudende ontginningen in heel Portugal bevindt", aldus de mededeling.

In de informatie staat ook dat de opgravingen zijn uitgevoerd met steun van de plaatselijke overheid en waren geconcentreerd op het mijncomplex van Covão do Urso en Mina da Presa.

"Er zijn opgravingen verricht in de waterreservoirs van het hydraulische netwerk dat bij de operatie werd gebruikt. Hierdoor kon worden aangetoond dat de mijnen tussen de 1e en 3e eeuw na Christus in bedrijf waren. Bovendien heeft de bestudering van de paleomilieugegevens die in het netwerk bewaard zijn gebleven, het mogelijk gemaakt de veranderingen in het gebruik van de grond vanaf het begin van de goudwinning te begrijpen", zo wordt nader toegelicht.

Binnen het Penamacor-mijncomplex werden ook opgravingen verricht in het Romeinse kamp dat naast Mina da Presa ligt. Uit de verkregen gegevens blijkt dat de chronologie van het kamp in het Julio-Claudische tijdperk ligt, rond de eerste helft van de 1e eeuw na Christus. In die tijd was het Lusitaanse grondgebied reeds lange tijd door Rome veroverd. De aanwezigheid van het leger zou dus niet in verband staan met de verovering, maar met de controle over het grondgebied en de exploitatie van de rijkdommen.

Dit onderzoek is begonnen in het kader van een postdoctoraal project van de Fundação para a Ciência e Tecnologia onder leiding van Brais X. Currás aan de Universiteit van Coimbra en is uitgevoerd met financiële steun van de projecten "Arqueología en el Exterior" van de Spaanse Staat.

Momenteel wordt het onderzoek voortgezet in het kader van de projecten "AVRARIA. Het goud van Hispania. Impacto territorial, económico y medioambiental de la minería del oro en el Imperio romano" en "AVRIFER TAGVS. Poblamiento y geoarqueología del oro en Lusitania (AuTagus3)".

De onderzoekers zijn van plan hun opgravingen in de mijnstreek van Penamacor voort te zetten en zich daarbij te concentreren op de studie van de nederzetting die met de mijnen verbonden is.

Vanuit geo-archeologisch oogpunt zullen zij ook trachten inzicht te krijgen in de geologie van de goudafzettingen en de technologie die werd gebruikt om deze te exploiteren. Zij zijn ook van plan het onderzoek naar de aanwezigheid van de legers van Rome in het oude Lusitanië en hun relatie met de goudwinning voort te zetten.