Volgens het Directoraat-generaal Gezondheid (DGS) moeten contacten van bevestigde gevallen in het kader van uitbraken in tehuizen en andere structuren voor bejaarden, eenheden voor langdurige zorg, opvangtehuizen voor kinderen en risicojongeren nog steeds worden geïsoleerd.

Hetzelfde geldt voor degenen die wonen of werken in tehuizen voor bejaarden (ERPI) of andere soortgelijke structuren voor bejaarden, die ook als contacten met een hoog risico worden beschouwd en daarom profylactisch moeten worden geïsoleerd.

Volgens het DGS "kan de gezondheidsautoriteit in uitzonderlijke situaties op basis van een risicobeoordeling per geval de profylactische isolatie van contacten van bevestigde gevallen van infectie met SARS-CoV-2/covid-19 bepalen in andere omstandigheden waarin deze norm niet voorziet".

"Het einde van de profylactische isolatie wordt vastgesteld na het verkrijgen van een negatief resultaat bij een TAAN-laboratoriumtest op SARS-CoV-2, die wordt uitgevoerd op de tiende dag na de datum van de laatste blootstelling aan het bevestigde geval", aldus de norm.

Zij voegen er echter aan toe dat in situaties waar het risico van overdracht ketens aan mensen met gezondheidstoestanden geassocieerd met een ernstige evolutie het oplopen van covid-19, de gezondheidsautoriteit profylactische isolatie kan bepalen tot de 14e dag na blootstelling aan het bevestigde geval van infectie.

De DGS zegt in het document ook dat mensen met een volledige vaccinatie (die als contacten met een laag risico worden beschouwd) die niet hoeven te worden geïsoleerd, hun contacten met andere mensen echter moeten beperken en hun reizen moeten beperken tot het essentiële, zoals naar het werk of naar school gaan. Zij moeten ook contact vermijden met mensen met aandoeningen die een hoger risico op het ontwikkelen van een ernstig geval van covid-19 inhouden.

Wat contacten met een hoog risico betreft, moet tijdens de vastgestelde profylactische isolatieperiode "actief toezicht" worden gehouden.

Volgens het DGS moeten alle contacten van het positieve geval maatregelen nemen zoals het gebruik van een masker in alle omstandigheden (binnen- en buitenruimten) gedurende 10-14 dagen vanaf de datum van de laatste blootstelling, zelfcontrole en dagelijkse registratie van alle symptomen die met covid-19 verenigbaar zijn en eenmaal per dag de lichaamstemperatuur meten, en contact opnemen met SNS24 als symptomen optreden die met covid-19 verenigbaar zijn.

Voor contacten met een voorgeschiedenis van infectie gedurende minder dan zes maanden zijn de in de norm voorziene maatregelen niet van toepassing, met uitzondering van het nemen van maatregelen gedurende 10 tot 14 dagen, zoals het gebruik van een masker en het zelf monitoren van symptomen.

Wat laboratoriumtests betreft, moeten contacten met een hoog risico de eerste zo spoedig mogelijk uitvoeren, idealiter op de 5e dag na de datum van de laatste blootstelling aan het bevestigde geval, en de tweede op de 10e dag. Contacten met een laag risico (zoals degenen die gevaccineerd zijn) moeten de test idealiter op de 5e dag ondergaan.

De norm bepaalt ook dat in "cluster-" of uitbraaksituaties alle contacten (hoog en laag risico) moeten worden getest op SARS-CoV-2, bij voorkeur met een snelle antigeentest (TRAg).