De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) heeft in het verslag "Pensions at the Glance 2021" verklaard dat de pensioenleeftijd in Portugal tot 2050 naar verwachting met ongeveer twee jaar zal stijgen en tegen die tijd 68,4 jaar zal bedragen.

Portugal is een van de zeven OESO-landen waar de pensioenleeftijd is gekoppeld aan de ontwikkeling van de gemiddelde levensverwachting, net als Denemarken, Estland, Griekenland, Finland, Italië en Nederland, aldus het OESO-verslag.

Volgens het document zal in Portugal, waar de wettelijke pensioenleeftijd met twee derde van de stijging van de gemiddelde levensverwachting stijgt, de stijging "ongeveer twee jaar" bedragen voor degenen die op 22-jarige leeftijd de arbeidsmarkt betreden en na een volledige loopbaan met pensioen gaan, zonder pensioenverlaging.

De normale pensioenleeftijd in Portugal zal dus stijgen van 66,42 jaar in 2021 tot 67,5 jaar in 2035 en 68,37 jaar in 2050, aldus de organisatie.

Werknemers die hun beroepsleven moeten onderbreken als gevolg van werkloosheid, zullen een jaar later met pensioen moeten gaan dan werknemers met een volledige loopbaan om niet gekort te worden op hun pensioen.

Hoewel de koppeling van de pensioengerechtigde leeftijd aan de gemiddelde levensverwachting de pensioenstelsels robuuster maakt, is deze maatregel ontoereikend, aldus de OESO, met name gezien het feit dat de daling van de gemiddelde levensverwachting niet langer als een "theoretisch scenario" wordt beschouwd als gevolg van het sterftecijfer in verband met de Covid-19 pandemie, een effect dat pas in 2022 zichtbaar zal worden.

De organisatie geeft ook aan dat Portugal een van de landen is met de hoogste netto vervangingspercentages (bedrag dat je ontvangt uit het pensioen ten opzichte van het loon dat je ontving terwijl je werkte) in de toekomst, van rond de 90%, rekening houdend met een volledige premievrije loopbaan en een gemiddeld salaris.

Rekening houdend met de volledige op premie- of bijdragebetaling berustende loopbaan en het gemiddelde loon, bedraagt het netto vervangingspercentage voor toekomstige pensioenen in de OESO-landen gemiddeld 62%.

Het percentage varieert van minder dan 40% in Estland, Ierland, Japan, Korea, Litouwen en Polen tot "90% of meer in Hongarije, Portugal en Turkije", aldus het document.

De vergrijzing van de bevolking is in het afgelopen decennium versneld, wat gevolgen heeft voor de pensioenen en landen als Portugal en Spanje "zullen met acute demografische uitdagingen worden geconfronteerd" die de toereikendheid van de pensioenwaarden en de financiële houdbaarheid of beide zullen beïnvloeden, waarschuwt de OESO.

Gemiddeld hadden 65-plussers in de OESO-landen in 2018 een besteedbaar inkomen dat gelijk was aan 88% van de totale bevolking.

In de afgelopen twee decennia is het gemiddelde inkomen van ouderen in de OESO met 6 procentpunten gestegen, in landen als Portugal, Spanje, Denemarken, Hongarije of Griekenland met meer dan 10 procentpunten.