In 2020 is het bruto binnenlands product (bbp) van de Europese Unie tot 13,4 miljard euro gekrompen door de gevolgen van de pandemie. In één jaar daalde de economie met 5,9 procent als gevolg van Covid-19, de eerste daling sinds 2009 (-4,3 procent). De gevolgen waren echter niet in alle lidstaten even groot.

In het geval van Duitsland, dat de grootste economie van het Europese blok heeft, is het gewicht van het bbp gestegen van 24,8 procent in 2019 tot 25,1 procent in 2020, omdat de Duitse economie minder kromp dan het Europese gemiddelde. Frankrijk volgt met 17,2 procent en Italië met 12,3 procent, waarmee het de drie grootste EU-economieën vormt.

Deze rangschikking van de EU-landen naar BBP komt (tot dusver) ook overeen met de rangschikking van de landen naar bevolkingsomvang. Met andere woorden, landen met meer inwoners hebben ook een grotere economie, zoals men zou verwachten. Deze tendens wordt ook bevestigd op de vierde plaats met Spanje (8,4 procent), maar wordt niet meer geverifieerd op de vijfde plaats.

Op deze plaats verschijnt Nederland, dat 17,5 miljoen mensen telt, met 6 procent, vóór Polen, dat met 37 miljoen mensen goed is voor 3,9 procent van het Europese BBP. Dit is het gevolg van het feit dat het Nederlandse BBP per hoofd van de bevolking veel hoger is dan het Poolse BBP per hoofd van de bevolking.

Ook Portugal komt in dit perspectief niet goed uit de verf: het handhaafde zijn gewicht van 1,5 procent, maar komt op de 14e plaats, terwijl het naar bevolkingsomvang het tiende grootste land in de EU zou zijn. De omvang van de Portugese economie wordt overtroffen door landen met kleinere bevolkingsaantallen, zoals Tsjechië, Zweden, Denemarken, Oostenrijk, Ierland, enz. Maar het staat boven Griekenland (dat een grotere bevolking heeft dan Portugal).

Aan het eind van deze lijst staan lidstaten waarvan de economie minder dan 1 procent van het Europese BBP uitmaakt: dit is het geval voor Malta, waarvan de economie slechts 0,1 procent waard is. Estland, Cyprus en Letland volgen met 0,2 procent, Kroatië, Litouwen en Slovenië met 0,4 procent, Bulgarije en Luxemburg - ondanks het feit dat zij het hoogste BBP per hoofd van de bevolking in de EU hebben - met 0,5 procent en Slowakije met 0,7 procent.