Volgens het verslag van de OESO-werkgroep blijft de opsporing van corruptie "laag en hebben de Portugese autoriteiten gevallen van omkoping door buitenlandse ambtenaren voortijdig geseponeerd" "zonder de desbetreffende beschuldigingen grondig en proactief te onderzoeken".

Volgens de conclusies van fase 4 van deze evaluatie is het aantal aanhangig gemaakte zaken aanzienlijk gestegen ten opzichte van de vorige fase.

Sinds het OESO-verdrag inzake corruptiebestrijding meer dan 20 jaar geleden in werking trad, heeft Portugal geen enkele veroordeling voor buitenlandse omkoping geregistreerd.

"Ondanks recente hervormingen heeft Portugal de reeds lang bestaande bezorgdheid van de werkgroep over zijn juridisch kader niet weggenomen, en de sancties voor buitenlandse omkoping tegen natuurlijke en rechtspersonen lijken niet doeltreffend, evenredig of afschrikkend te zijn", aldus het document.

De OESO-werkgroep verwelkomt de inspanningen en maatregelen van Portugal om het verdrag uit te voeren, maar doet een reeks aanbevelingen om Portugal beter in staat te stellen corruptie door buitenlandse agenten te voorkomen en te bestrijden, namelijk om "zijn inspanningen op het gebied van bewustmaking en opleiding" inzake corruptie door buitenlandse agenten bij "alle relevante actoren in de openbare en de particuliere sector" voort te zetten.

Het OESO-rapport wijst echter op goede praktijken en positieve ontwikkelingen, zoals de aanneming van de nationale anticorruptiestrategie, de algemene regeling ter voorkoming van corruptie, de instelling van het nationale mechanisme ter bestrijding van corruptie en de wetgeving inzake de bescherming van klokkenluiders.

Het verslag prijst Portugal ook voor zijn bewustmakings- en opleidingsinspanningen in de openbare en de particuliere sector en het recente programma voor de aanwerving van personeel voor een loopbaan in het strafrechtelijk onderzoek en de forensische analyse bij de gerechtelijke politie.