De thans geldende wet bepaalt dat er geen plaats kan zijn voor "de verkoop van onroerend goed" wanneer dit, ondanks het feit dat het in pand is gegeven in het kader van een belastingschuld, bestemd is "uitsluitend voor de eigen en permanente bewoning van de schuldenaar of zijn gezin".

Deze "rem" op de verkoop van door de fiscus verpande gezinswoningen is sinds mei 2016 van kracht, voortvloeiend uit voorstellen van de PS, PCP, BE en Verdes.

Een officiële bron van de Belastingdienst (AT) gaf in een reactie aan Lusa aan dat de betreffende wet tussen 2019 en oktober van dit jaar betrekking had op 2.318 situaties.

Het aantal in beslag genomen eigendommen en permanente woningen met opgeschorte verkoopstappen steeg tot 838 in 2019, volgens dezelfde gegevens van AT die ook aangeven dat in 2020 636 van deze situaties werden verantwoord en 252 in 2021.

Dit jaar, tussen januari en oktober, werden 592 huizen verpand, maar waarvan de verkoop is opgeschort op grond van de genoemde wet.

Dezelfde officiële bron van AT preciseert dat de daling in 2021 het gevolg is van de maatregelen die toen zijn genomen in het kader van de verzachting van de gevolgen van de covid-19-pandemie, namelijk het besluit om alle behandelingen van fiscale handhavingsprocedures op te schorten met ingang van 1 januari tot en met 31 maart 2021.