De prijzen van elektriciteit en gas hebben in de tweede helft van 2022 records gebroken in de Europese Unie. Volgens gegevens die deze woensdag door Eurostat zijn vrijgegeven, sprong de prijs van elektriciteit van 23,5 euro per 100 killowattuur (kWh) in de tweede helft van 2021 naar 28,4 euro per 100 kWh in de laatste zes maanden van vorig jaar, en stegen de gemiddelde gasprijzen in de Europese Unie in dezelfde periode van 7,8 euro per 100 kWh naar 11,4 euro per 100 kWh.

"Deze prijzen zijn de hoogste die bij Eurostat zijn geregistreerd", luidt het bulletin van het Europese bureau voor de statistiek. Tussen de landen waren de stijgingen wijdverspreid.

In Portugal schoten de gasprijzen volgens Eurostat in de tweede helft van vorig jaar met 65% omhoog ten opzichte van de tweede helft van 2021. Toch is het een stijging die ver verwijderd is van de stijgingen in landen als Tsjechië, waar de stijging 231% bedroeg, Roemenië (165%), Letland (157%) en Litouwen (112%).

In euro's uitgedrukt waren de gemiddelde gasprijzen voor huishoudens in de tweede helft van 2022 het laagst in Hongarije (3,5 euro per 100 kWh), Kroatië (4,5 euro) en Slowakije (4,9 euro) en het hoogst in Zweden (27,5 euro), Denemarken (20,8 euro) en Nederland (19,3 euro).

Op de elektriciteitsmarkt behoort Portugal tot de landen van de Europese Unie met de laagste prijsstijging tussen de tweede helft van 2021 en de tweede helft van 2022: volgens Eurostat zijn de elektriciteitsprijzen tussen de tweede helft van 2021 en de tweede helft van 2022 met slechts 2,4% gestegen.

Met een lagere prijsontwikkeling dan Portugal hebben alleen Malta en Nederland een correctie van de elektriciteitsprijzen van respectievelijk 3,1% en 6,8% geregistreerd. De grootste stijgingen van de elektriciteitsprijzen deden zich voor in Roemenië (+112%), Tsjechië (+96,5%) en Denemarken (+70,3%).

In euro's uitgedrukt waren de gemiddelde elektriciteitsprijzen voor huishoudens in de tweede helft van 2022 het laagst in Hongarije (10,8 euro per 100 kWh), Bulgarije (11,5 euro) en Malta (12,8 euro). In de tegenovergestelde richting gaan de prijzen in Denemarken (58,7 euro), België (44,9 euro) en Ierland (42,0 euro).