Marcus, de tweede evangelist, was de zoon van een zekere Maria en de neef van Barnabas. Hij werd waarschijnlijk door Petrus tot het christendom bekeerd, en zijn huis in Jeruzalem diende als ontmoetingsplaats voor christenen in tijden van vervolging (Handelingen 12:12).

Tijdens de eerste zendingsreis was hij verbonden met Paulus en Barnabas, die hij in Perga in Klein-Azië in de steek liet. Enkele jaren later voelde Paulus zich nog steeds gekwetst en weigerde hem mee te nemen op de tweede zendingsreis. Hun onenigheid was zo groot dat ze uit elkaar gingen: Barnabas en Marcus zeilden naar Cyprus, terwijl Paulus en Silas naar Syrië gingen (Handelingen 15:38). Daarna trad Marcus op als secretaris en tolk van Petrus, die hem zoon noemde (1 Petrus 5:13). Marcus vergezelde Petrus naar Rome, waar hij zich ook verzoende met Paulus, die daar als gevangene was heengebracht.

Credits: PA; Auteur: PA;

Volgens de traditie schreef Marcus zijn evangelie in Rome, waarbij hij zich baseerde op de leer van Petrus. Toen hij het af had ging hij naar Alexandrië in Egypte, waar hij het Evangelie predikte en de Kerk stichtte. Daarna werd hij gearresteerd vanwege zijn geloof in Christus en gemarteld door hem over stenen te slepen. Toen hij in de gevangenis zat, werd hij getroost door het visioen van onze Heer, die hem naar zijn hemelse koninkrijk riep. In de 9e eeuw werd het lichaam van Marcus van Alexandrië naar Venetië overgebracht en verankerd in de gouden basiliek die aan zijn naam is gewijd.