Het lijkt misschien verwarrend, maar met de context is het meestal geen probleem om de bedoelde betekenis te begrijpen. Dat betekent dat je één ding minder hoeft te onthouden!

Ir en ser zijn "onregelmatige" werkwoorden, dus ze volgen niet de typische patronen voor Portugese werkwoordsuitgangen. Hier zijn de woorden voor was, waren, of ging, die overeenkomen met elk persoonlijk voornaamwoord:

fui: eu - ik

foste: tu - jij (enkelvoud, informeel)

foi: você/ele/ela - u(enkelvoud, formeel)/hij/zij/het

fomos: wij - nós

foram: eles/elas/vocês - jullie(meervoud)/ze(masc.)/ze(fem.)

Vergeet niet dat er nog een ander werkwoord is voor "zijn", namelijk estar. Deze heeft niet dezelfde vervoeging. De vervoegingen voor ir en ser komen ook overeen in 2 andere tijden: imperfeito do conjuntivo (onvoltooid conjunctief) en futuro do conjuntivo (toekomende conjunctief), maar dat is voor een andere les!

Nu is het tijd voor 2 uitdagingen: 1. Kun je de lege plekken invullen om deze zinnen aan te vullen? (zonder te gluren!) en 2. Wat betekent elke zin?

- Tu _______ o meu melhor amigo.

- Eles _______ a um café.

- Ele _______ muito simpático.

- Nós _______ a Sintra visitar o palácio.

- A Maria _______ comigo.

- Eu _______ a cinema novamente.

- O meu cartão de débito _______ recusado.

- Ela _______ naquela direcção.

- Nós _______ à praia.

- Elas _______ as primeiras a chegar.

- O aniversário dela _______ há uma semana.

- Eu _______ questionado pela detetive.

- De test _______ is makkelijk.

- Vocês _______ embora, eela _______ convosco.

Om uw antwoorden te controleren en meer te weten te komen, bezoek www.PracticePortuguese.com/AnswerKey